De grote poel, voorjaar 2001, een mooie spiegeling in
het water
Natuurlijk ik weet ook
wel dat het Beatrixpark geen gebied is met een grote natuurlijke uitstraling; er zijn weinig bijzondere planten of dieren.
Het is een stadspark, ontwikkeld en ontworpen op de tekentafel en nog relatief kort geleden aangelegd, nu zo’n twintig
jaar geleden. Een snippertje groen in een stedelijke omgeving, er is geen echte stilte aanwezig, er is geen echte duisternis
aanwezig, de auto’s rijden op de nabijgelegen toegangsdreven van en naar het stadscentrum, de jeugd op de knetterende
bromfietsen maken gebruik van de fietspaden in het park, de honden leggen in overvloed hun drollen voor je voeten en de plantsoenmedewerkers
wieden zo nu het dan de spntaan opschietende kruidlaag die zij bestempelen als onkruid. Kortom, de echte natuur is ver te
zoeken……. Maar toch…… een snippertje groen, een uitloopplek uit de stenen stad, een plek waar je toch
nog de wind door de takken hoort ruisen en waar je de bonte verscheidenheid van vogelgeluiden kunt horen. Een plek waar in
oktober 2000 een stuk graslang is afgegraven en waar poelen zijn gegraven die nu nog helemaal braak liggen en waar het natuurlijk
leven nog moet beginnen. En zo begin ik dan aan mijn natuurwaarnemingsproject. Er is nog helemaal niets, het is kaal, de oevers
van de poelen bestaan uit bruine vette klei en er is nog geen begroeiing.
De oevers van de poelen in het vroege voorjaar; bruine
vette klei zonder oevervegetatie
Ik
heb nog geen idee welke soorten bomen en struiken er om de poelen staan, welke planten er groeien of gaan groeien. Het gebiedje
ligt op een steenworp afstand van de hoek Waddendreef – Muziekdreef (voorheen Eilandendreef); het verkeerslawaai is
altijd aanwezig. Ik ben benieuwd of ik wat hoor naast het verkeerslawaai. Lukt het mij het verkeerslawaai naar de achtergrond
te laten verdwijnen door mijn aandacht te richten op de andere geluiden uit de natuur? Kan ik de vogels horen fluiten, de
wind horen ruisen, de bladeren horen ritselen, een takje onder mijn voeten horen kraken? Of blijf ik geobsedeerd door het
geluid van de automotoren en de banden op het asfalt. Ik weet het niet; ik zal het moeten ontdekken en beleven. Het lijkt
erop dat mijn waarnemingen zowel gericht zijn op het gebeuren rond de poelen maar tegelijkertijd ben ik ook benieuwd naar
mijn eigen reacties op wat ik ga ontdekken.
April
2001
Die
eerste persoonlijke beleving kwam al heel snel. Ik verbaas mij er steeds weer over dat de natuur gewoon zijn gang gaat, zonder
voorwaarden te stellen. Ik denk wel eens: “Stel dat ik die boom was of dat vogeltje, zou ik daar dan willen staan of
zou ik in de boom gaan nestelen?”. Ik ben nogal eens geneigd te denken: “Als ik die boom was die daar op straat
tussen de huizen staat met zijn wortels helemaal bedekt met straatklinkers, dan zou ik er mee ophouden”, of: “als
ik die vogel was dan zou ik niet in die stadstuin nestelen waar de huiskatten steeds jacht op mij maken, maar zou ik naar
het bos vliegen om daar rustig mijn nest te maken”. Ik stel dus eerst voorwaarden
aan mijn omgeving voordat ik tevreden ben; ik probeer eerst de ideale omstandigheden te scheppen voordat ik ga leven; ik laat
mijn levensgeluk afhangen van de uiterlijke omstandigheden. Dat doet de natuur dus niet en dat verwondert mij telkens weer.
Ik wil mijn leven wel leven maar alleen als de omstandigheden gunstig zijn en zit het een keer tegen dat ben ik verongelijkt
en narrig. Bomen, vogels, ja eigenlijk alle planten en dieren vragen zich dat niet af…. Ze leven omdat ze het leven
hebben, terughouden betekent sterven; het is het leven dat leven geeft. Misschien is dit wel de belangrijkste les die ik moet
leren; stop met het verlangen naar de gunstigde voorwaarden, met het leven niet te leven omdat ik het liever anders zie of
het anders wil. De natuur kan voor mij hierin een voorbeeld zijn; niet in theorie, maar door het mee te maken, door ervaring,
door het mee te beleven, zodat het een wezenlijk onderdeel uit gaat maken van mijn persoonlijke werkelijke ervaring. Het klinkt
allemaal wat hoogdravend maar toch werd mij dit meteen duidelijk toen ik op maandag 3 april het eerste leven zag in de poelen.
Niet zomaar terluiks zien, nee ik moest er moeite voor doen. Ik moest stilstaan, door de knieën gaan en aandachtig in het
water kijken en toen zag ik het…… het krioelde van het leven! Aan de rand van het water krioelde het van de minuscule
beestjes (watervlooien?). Allerlei kleine kevertjes zwommen weg over de bodem, een enkele Schaatsenrijder verschuilt zich
onder een druivend blaadje en een koppel wilde eenden drijven in de plas en gaan grondelend kopje onder. Mijn eerste waarneming
van dierlijk leven hier bij de poelen. Ik was oprecht verrast want zo op het eerste gezicht was het nog allemaal kaal en gebeurde er nog helemaal
niets.
De kleine poel met op de achtergrond de hoge, nog kale,
populieren en daaronder de lagere bomen en struiken die al wel in blad zitten. De oevers zijn nog onbegroeid (mei 2001)
Mei
2001
Het
is vandaag 6 mei en het is nog steeds te koud voor het jaargetijde; zo’n 12 graden, wel zonnig, afgewisseld door wolken
en een koude noordwesten wind. Zo’n dag dat het in de zon en uit de wind goed toeven is. De zon heeft al veel kracht,
de warmte voel je meteen als zij door de wolken heen breekt, maar de wind uit het noordwesten zorgt ervoor dat het fris is
en dat de winterjas nog steeds niet de kast in kan.
Ik
loop rond het middaguur naar de poelen en ergens verwacht ik dat als ik de hoek om kom dat het er opeens allemaal groen en
aangekleed uitzien, dat het riet staat te wuiven, dat de gele plomp helder op het water drijft, dat er een paar knotwilgen
aan de waterkant staan, dat de zon weerspiegelt wordt door het water, dat het water zachtjes deint, dat er vogeltjes in het
riet zitten, dat er een eendennest is, dat de wilgenkatjes bloeien, dat alles
mooi begroeid is en dat er geen kale grond meer te zien is. Kortom een idyllisch beeld van de poelen in een omgeving die een
natuurlijke harmonie uitstraalt. Het werkelijke beeld is verre van dat. Het valt mij daarom, bij mijn regelmatige bezoekjes
aan de poelen, telkens weer tegen en op de terugweg naar huis vraag ik mij dan weer af waarom ik dit project heb uitgekozen
als natuurobservatieproject. Al lopend onder het Beatrixviaduct richting het Den Uijl parkje zie ik zo’n mooie harmonieuze
omgeving in dit stukje van het “oude”Beatrixpark; een donkerblauwe lucht die beschenen wordt door de zon waarbij
de zonnestralen alles in een helder fris licht zetten. Jonge blaadjes aan de bomen, allemaal nog lichtgroen; het grasveld
nog niet gemaaid dit jaar en vol met heldergele paardebloemen, waarbij de wind het gras, de paardebloemen en de boomkruinen
met het jonge voorjaarsblad, alles in een mooie golvende beweging zet. Zo mooi! En dat terwijl de poelen nog zo kaal en onooglijk
aandoen. Maar ja, dan denk ik maar aan mijn persoonlijke reden en motivatie om juist te kiezen voor dit gebiedje, waar al
wel de voorwaarden geschapen zijn maar waar de natuur nog aan het begin staat van haar ontwikkeling.
Ik
heb vandaag ook niet helemaal niets gezien. De bomen die om de poelen heen staan beginnen duidelijk uit te lopen, maar in
het algemeen zijn de hoge hoomkruinen van de populieren nog doorzichtig. Onder de hoge opgaande bomen bevinden zich kleinere
bomen en struiken en deze zijn zonder uitzondering al wel helemaal uitgelopen en groen. Ik probeer de hoogte te schatten van
deze onderbegroeiing en die loopt denk ik toch op tot zo’n meter of vier, vijf. Zij profiteren er van dat de hoge kruinen
nog niet in blad staan; nu komt er immers nog licht door de boomkronen. Toch eens opletten hoe dat er over een tijdje bijstaat.
Op het paadje tussen de twee poelen is Zwarte Els aangeplant;
de oevers zijn geëgaliseerd en de startvegetatie is aangeplant
Al
rondwandelend langs de oevers van de poelen lijkt het te koud voor het waterleven. Ik zie geen teken van waterleven. Ja, alleen
net boven de wateroppervlakte zie ik allerlei mugjes vliegen. Ze dansen over het water en ja, eigenlijk zijn het er wel een
heleboel. In het water gebeurt er helemaal niets met uitzondering dan van die hele kleine waterkevertjes die weg lijken te
vluchten als ik de waterrand nader. Ik hoor wel allerlei vogels fluiten. Daar verderop onmiskenbaar een merel en iets tjilpt
regelmatig herhalend zo’n tien keer hard achter elkaar. In de spiegeling van het water zie ik vogels over de poelen
heen vliegen. Er zijn geen mensen te zien. Zo te zien lopen honden graag aan de waterkant; overal rondom de poelen zie ik
pootafdrukken in de natte klei staan.
Juni
2001
Nog
twee andere cursisten van de Natuurgidsencursus hebben de poelen als observatiegebied gekozen en op 10 juni 2001 bezoeken
wij voor het eerst gezamenlijk de poelen. De groendienst van de gemeente is weer druk bezig geweest; de oevers zijn wederom
geëgaliseerd met als gevolg dat de reeds spontaan groeiende planten verdwenen zijn. Sterker nog: op de oevers zijn diverse
soorten planten aangeplant. Van de gemeente heb ik het beplantingsschema gekregen (52 stuks planten per soort, plantafstand
1.00 x 1.00 meter). Volgens opgave wordt het volgende bloemenmengsel op de oevers aangeplant als startvegetatie:
-
Koninginnekruid
-
Heelblaadje
-
Tandzaad
-
Moeraskruid
-
Pijlkruid
-
Grote Waterweegbree
-
Zwanebloem
-
Gele Lis
-
Grote Egelskop
-
Dotterbloem
-
Kattestaart
-
Grote Engelwortel
-
Moeraswederik
-
Gewone Wederik
-
Moerasandoorn
-
Kalmoes
En
voorts worden er twee waterplantensoorten aangeplant:
-
Nymphea Alba, waterlelie
5 stuks
-
Nuphar Lutea, gele plomp
5 stuks.
De mensenhand
is zo wel heel duidelijk aanwezig! De enige plantensoort die we op dit moment herkennen is de Gele Lis. Ondanks het egaliseren
en frezen van de oevers van de poelen komen diverse planten toch al weer boven, voornamelijk Heermoes, Klein Kruiskruid, Muur,
Herderstasje, Kamille en wat Distels.
De oever van de grote poel, langs het wandelpad; de startvegetatie
is geplant
Wat
ons vooral opvalt is dat het waterniveau fors gezakt is. De poelen lijken dus helemaal afhankelijk te zijn van de regenval
en het grondwater. Er drijven plakkaten van groene algen in het water maar ook grote delen zijn helder. We constateren minder
watervlooien dan anders; heeft dat te maken met het (vroege) tijdstip van de dag waardoor het water nog niet door de zon is
opgewarmd? Diverse kleine kikkers gezien, zowel in het water, aan de waterrand als in en bij het struikgewas. Zouden deze
(baby)kikkers in deze poelen het levenslicht gezien hebben? Ik kan mij dat bijna niet voorstellen, maar het kan bijna niet
anders. Jonge sprinkhaantjes springen door het gras, allerlei vliegende vliegjes boven het water, twee eenden, een houtduif
met een takje in de snavel, een ekster, een kauw, een pimpelmeesje, een merel en het gekwetter van jonge mezen hoog in de
boom.
In
de bosjes langs de poelen valt ook veel te zien. De vlierstruiken staan volop in bloei, de (rode) kornoelje bloeit witgeel.
Veel kleefkruid aan de rand van het struikgewas, veel brandnetels, veel groot hoefblad, geel nagelkruid (gedetermineerd met
mijn nieuwe boek), paardebloemen, diverse grassen, perzikkruid, kamille, bernagie.
Aan
de rand van het bosperceel, in het deel waarin vorig jaar een paar rijen bomen zijn gekapt om de poelen van voldoendoe licht
te voorzien en waar jonge aanplant is neergezet, ontdekken wij een ons onbekende plant die opvalt door zijn gladde groene
bladeren (een leliesoort of orchideënsoort?). Dat moeten we de komende tijd maar eens in de gaten houden.
Brede Wespenorchis, in knop ......
Juli
2001
De
aandacht in de laatste weken van juni en de eerste weken van juli gaat toch uit naar het, wat betreft uiterlijk, afwijkende
en dus bijzondere plantje. Heel stiekem bekruipt mij het gevoel dt het wellicht een bijzondere plant betreft. Voor mij persoonlijk
sowieso bijzonder omdat ik nog nooit eerder deze plant heb gezien. Elke keer loop ik eerst naar de plek waar de plant staat,
vanf de grote poel gezien, ca. Anderhalve meter vóór de eerste grote witte abeel. Ik tel nu drie van dergelijke planten en
er komen knopjes in; er komen dus bloemen aan. Half julie bloeien de “bijzondere planten”. De
plantengids erbij en eveneens de flora’s op internet geraadpleegt; het kan niet missen, dit is de Breedbladige Wespenorchis.
Alhoewel niet zeldzaam en overal voorkomend in Nederland, vind ik het toch bijzonder (wellicht doordat het een orchideënsoort
betreft). Ik ontdek er nu veel meer, wel tientallen.
..... en in bloei, half juli
Een
nog niet uitgewerkt idee, maar al wel sluimerend aanwezig sinds oktober vorig jaar, is om een korte film te maken van de ontwikkelingen
van de poelen gedurende het eerste jaar. Zo af en toe neem ik dan ook de videocamera mee en film wat van de poelen en de omgeving.
Die orchidee moest er dus beslis ook op en een paar dagen nadat ik bovenstaande foto’s had genomen, keerde ik terug
met de camera. Enthousiast om een paar mooie beelden op de plaat vast te leggen. Groot was dan ook de teleurstelling……….
Bijna allemaal omgeschoffeld door de plantsoenendienst! Ik was teleurgesteld en boos dat ze deze mooie planten zomaar hadden
omgeschoffeld. Zien ze dan niet dat hier mooie bijzondere planten staan?
Later
besefte ik dat deze Wespenorchis mij twee dingen leerde:
1)
dat ik dus ook geneigd ben te
gaan voor het bijzondere plantje en dat ik dus ook het zicht op de “gewone” planten uit het oog dreig te verliezen.
Een paardebloem is toch immers niet minder mooi? Waarom dan toch zo geobsedeerde door het afwijkende??
2)
Het geeft precies het spanningsveld
aan tussen natuur en cultuur (menselijk ingrijpen) en het doet een beroep op mijn a) acceptatiebereidheid (ik wil leren minder
gefrustreerd te worden als het niet meteen gaat zoals ik zou willen dat het gaat) en mijn b) actiebereidheid (in hoeverre
ben in bereid en in staat aandacht te vragen voor deze bijzondere plant in deze hele kleine snipper natuur?)
Augustus
2001
Het
is hoogzomer, 5 augustus, zo rond het middaguur en de temperatuur bedraagt 20 graden. De afgelopen weken is het droog en warm
weer geweest. Alleen gisteren en eergisteren heeft het geregend en ook vannacht. Het ruikt nu dus heerlijk… ik ruik
de vochtige grond en dat associeer ik met veilig en vertrouwd, met iets van vroeger. Ja, ik voel me nu lekker en op mijn gemak.
Hé daat staat een blauwe reiger! Wat komt die hielr nu doen? Vissen? Zit er dan al vis in de poel? Het water ziet helder,
alsof het opgefrist is door de regenbuien. Veel groene algenplakaten zijn er door mensen uitgehengeld en liggen op de kant
te drogen. Ik poer met een stokje zo’n bruin bergje opgedroogde algen uit elkaar en verbaas me om de vele prachtige
schakeringen groen die ik binnenin aantref.
Het water in de kleine poel, hier en daar wat algen, voorts helder
water met de eerste begroeiing (lissen)
De
bomen ruisen in de wind, dag kamillebloem, dag schaatsenrijdertjes! Ik ben in een goed humeur. Het waterpeil van de kleine
poel ligt lager dan dat van de grote poel. In het midden van de kleine poel schieten lissen door het wateroppervlak heen naar
boven. Die zijn daar toch niet aangeplant? Die groeien daar dus spontaan. Heel veel kleine zwarte spinnetjes scharrelen op
de oevers aan de waterkant. Over het water scheren wat libellen en wat lantaarntjes. De oevers beginnen wat te verzanden;
het krijgt een wat natuurlijkere uitstraling. Hier en daar borrelen luchtbellen in het water omhoog.
Bij
de grote poel ontdek ik in het zand, net onder het wateroppervlak een heleboel reigerpootafdrukken. Die reiger(s) heeft/hebben
hier dus lekker staan te hengelen naar….? Overal watertorretjes die wegschieten als ik naderbij kom. Ik ben een stukje
het water ingelopen; het is erg helder. Door de regenval van de afgelopen dagen is de poel weer helemaal vol gelopen. In het
kreupelhout, aan de rand van de bossage nog ongeveer dertig planten van de Breedbladige Wespenorchis aangetroffen over een
lengte van ongeveer 15 meter. Ze zijn nu wel zo’n beetje uitgebloeid.
Wat
mij het eerste opvalt als ik op 19 augustus (16.00 uur, 22 graden) aan kom fietsen, is de groene waas rondom de poelen. Hè,
hè, eindelijk begint het er allemaal een beetje natuurlijk uit tezien. Van dichtbij zie ik nog een heleboel onbedekte aarde,
maar van een afstandje wordt het al aardig
groen. Nu maar hopen dat de plantsoenendienst nog even vakantie houdt!
De kleine poel op de voorgrond; de groene waas komt
tevoorschijn
Diverse libellen scheren over het wateroppervlak. Drie grote blauwe keizerlibellen snorren voorbij. In de kleine poel
schieten nu overal de lissen uit het water. Mooi is dat, er groeit iets in de poel. Hier en daar een plakje groene alg en
op de oevers de volgende planten (waarvan ik de naam weet):
- koninginnekruid, - hoefblad, - distel, - paardebloem, - perzikkruid, - kamille en diverse grassen,
Voorts
nog drie andere planten waarvan ik de naam niet weet en die ik dus moet opzoeken. Het blijkt te gaan om: - Moerasandoorn (bloeiend),
- Pijlkruid (bloeiend), - Grote Waterweegbree (ook bloeiend).
Hier
en daar kom ik weer van die grote reigerpootafdrukken tegen. Op een plekje aan de waterkant ontdek ik een (nestje?) met poelslakjes.
Er zitten er wel zestig bij elkaar, van die hele kleintjes.
Het
is 25 augustus 2001, weer een warme, windstille dag. De hele week schommelen de temperaturen zo rond de 25 graden; vandaag
wordt het rond de 30 graden. Zo rond het middaguur fiets ik naar de poelen. De grote poel sla ik over, die ziet er niet aantrekkelijk
uit. Er ligt een soort van vette laag over het water, dat doet een beetje vies aan. Maar wat zie ik daar nu midden op de grote
poel? Neen, dat kan niet, dat is vast geen echte… of toch wel. Ja toch wel het is een bloem van de witte waterlelie.
De
kleine poel ziet er daarentegen in zijn geheel nu schitterend uit. Het water is helder, hier en daar plukjes lissen en plakjes
algen. De oeverranden worden eindelijk groen. Ik ga er eens rustig bij zitten. Ik ontdek zo op het eerste oog drie soorten
libellen, die kleine blauwtjes (lantaarntjes), die grote blauwe (keizerlibellen of een ander soort glazenmaker) en nog een
soort met een rood lijf wat grootte betreft tussen de lantaarntjes en de keizerlibellen in (lijkt nog het meest op de rode
heidelibel). Ik tel twee paartjes keizerlibellen, een stuk of acht lantaarntjes en ook een achttal van die rode. Op een aantal
plaatsen boven het water slaan de libellen met hun achterlijk geregeld op de wateroppervlakte;
ze leggen bij elke slag tientallen eitjes, lees ik later in een boekje. Wat een prachtig gezicht. De keizerlibellen jagen
op de andere libellen.
De grote poel in augustus; algenplakaten en een vettig laagje ligt
over het water
September
2001
Ongelooflijk wat er in de nazomer
en herfst nog aan groeikracht aanwezig is. Het lijkt wel of de poelen nu pas echt goed van start gaan, geholpen door het zeer
zachte herfstweer. Als ik geen foto’s had gemaakt van de poelen in juni en juli had ik het niet geloofd; dat er in de
herfst nog zoveel groeit en tot wasdom komt! Dat is voor mij echt een ontdekking.
Oktober/november
2001
In
oktober is de flora rond de poelen op zijn hoogtepunt. Het heeft heel lang geduurd voordat de flora echt goed tot ontwikkeling
kwam en mijn geduld is wel wat op de proef gesteld.
Ik
heb altijd geleerd dat de groeispurt op zijn maximum is zo rond de langste dag van het jaar, dus eind juni, en dat er daarna
geen echte groei meer is maar meer de bloemzetting gevolgd door de vruchtzetting en uiteindelijk en afrijpen van de vruchten.
Zo’n groei-explosie had ik dan ook echt niet verwacht. Ik verbaas en verwonder mij daarom ook echt over het feit dat
de flora rond de poelen op zijn mooist en volst waren zo rond het einde van september.
Al
jaren volg ik zo’n beetje het moment dat alle bladeren definitief van de bomen zijn gevallen. Dat tijdstip (dat echt
alle bomen kaal zijn) ligt in de laatste week van november. Alsof de natuur ook een agenda bijhoudt; op de eerste dag van
december is het echt gebeurd met het bladerdek en zijn de takken kaal. Dit jaar zijn de laatste bladeren in de tweede week
van december gevallen. Het was dan ook een extreem zachte herfst met zomerse temperaturen in oktober en een zeer zachte november.
De groeikracht in september
December
2001
Het
is eerste kerstdag en eindelijk ben ik weer eens met de videocamera op pad gegaan. Na een (te) lange tijd weer eens stil gestaan
bij de poelen. De overblijfselen van de kruiden en planten zijn nog overduidelijk aanwezig. De bladeren van de bomen en struiken
zijn nu echt allemaal gevallen, de kruidlaag is voor het grootse deel verdord en bruin. Maar tot mijn verrassing zie ik ook
vers groen dat zich niets van de midwinter aantrekt; zo zie ik bijvoorbeeld een paardebloem in bloemknop en de kamille stond
gewoon te bloeien en tussen het afgevallen en verdorde blad komt al weer (nieuw?) groen tevoorschijn.
Het
valt me duidelijk op dat die kale takken en stammen van de bomen ook wel een eigen schoonheid hebben. Ze steken zo strak en
duidelijk af tegen de lucht; ze zijn zo duidelijk en met een strak potlood getekend. Ik zie, nu de bomen kaal zijn, veel meer
vogels en hier en daar herken ik een boom aan zijn takken en stammen. Dat is leuk want ik realiseer mij dat ik gedurende deze
cursus van lieverlee mij dit toch eigen heb gemaakt. Voornamelijk door te observeren en belangstelling te hebben voor de bomen.
De meeste bomen die rond de poelen staan ken ik nu wel van naam. De kruidlaag is zo divers en ik moet bekennen dat ik niet
veel verder kom dan de algemene soorten bij naam te kennen. Er staan er veel meer maar ik kom er niet toe om in mijn eentje
al die soorten te determineren. De soorten bomen zijn nog op twee of drie handen te tellen, maar de kruiden en plantensoorten
langs de oevers zijn er zoveel dat ik gewoon niet weet hoe en waar ik moet beginnen.
Het
is nu zo’n 6 graden boven nul en in de voorgaande week heeft het even flink gevroren. Er ligt dus een laagje ijs op
het water van de poelen. Mooi, met het zonlicht erop; de ijskristallen vallen mij op! Een koppel wilde eenden zien zwemmen/glijden
en toch nog wat kevertjes en insectjes in het water aan de kant (waar het ijs al weer gesmolten is) gezien. Een dankbaar gevoel bekruipt mij dat ik getuige ben
geweest van de ontwikkelingen. Ruim een jaar geleden besloot ik op deze plek geregeld terug te komen. Soms intensief, soms
wat minder intensief bezocht ik deze plek. Het is een eigen plek geworden. In het begin van mijn waarnemingsproject schreef
ik het al: ik weet dat het gaat gebeuren, maar ik wilde het nu eens een keer echt meebeleven. Op deze kortste dag van het
jaar heb ik sterk het besef dat ik het inderdaad mee-beleefd heb en dat geeft mij dat eerder beschreven dankbare gevoel. Het
is alsof ik een opdracht heb voltooid. Ik heb het jaar volgehouden en het geeft mij een goed gevoel dat het mij geen moeite
heeft gekost; ik vond het leuk om te doen.
.... de poelen en omgeving .... in diepe winterrust
!
|